Wat ik leerde van mijn job in een asielcentrum
Vandaag is mijn laatste dag als medewerker van een asielcentrum. Een goede moment om even stil te staan bij wat een ervaring het was.
Ik werkte er als onthaalmedewerker en zag veel verschillende mensen passeren; vluchtelingen, bezoekers, omwonenden. Boze mensen, meelevende mensen. Mensen die hun verhaal kwamen doen, persoonlijk of via de telefoon. Boos, gefrustreerd, blij, behulpzaam, verdrietig, goedgezind en slechtgezind. Ik heb alle emoties gezien.
Ik zag boze Vlamingen die kwaad zijn op de vluchtelingen, de gemeente, de minister, het rode kruis en op de medewerkers van het opvangcentrum.
Ik zag boze vluchtelingen en buitenlanders die kwaad waren op elkaar, op ons, op de regels die ze moesten volgen, de boetes die ze kregen, de omstandigheden waarin ze leven.
Ik zag Vlamingen die blij waren dat ze iets konden doneren, die kleding, speelgoed en fietsen kwamen brengen, die vrijwillig kwamen helpen in het centrum, die het knap vonden wat we deden die positieve ontmoetingen met bewoners van het centrum hadden gehad en die persoonlijke cadeau’s voor hen kwamen afgeven.
Ik zag leerkrachten de woonplaats van hun leerlingen komen bezoeken, ik zag hen kinderen komen afzetten die de ouders vergeten op te halen waren. Ik zag hen begripvol zijn en werken met hetgeen er is. Ik zag hen spullen inzamelen en knutselwerkjes maken.
Ik zag de ziekenwagen zieke of gewonde bewoners ophalen. Ik zag de taxi ouders met hun pasgeboren baby terug afzetten.
Ik zag iemand die een bewoner een lift had gegeven en hem nog een paar keer is komen helpen om te solliciteren, die hem een fiets gaf en probeerde om hem wat bij te leren van hoe het hier in België aan toe gaat.
Ik zag politie komen voor rellen en geluidsoverlast, voor een bewoner die een ongeval had gehad, voor een situatie die dreigde uit de hand te lopen.
Ik zag meerdere bewoners langskomen die een portemonnee of bankkaart/buskaart hadden gevonden van iemand om deze persoon te helpen contacteren. Ik zag hen deze ook terugbezorgen aan de eigenaar met al het geld en bankkaarten nog in. Ik zag hen ook het geld weigeren dat de eigenaar van de portemonnee wou schenken aan deze eerlijke vinder.
Ik zag een centrum in volle opstart, met vallen en opstaan, ik zag gemotiveerde begeleiders, leidinggevenden, logistiek en medisch personeel. Ik zag een log systeem en een onduidelijk beleid.
Ik zag kinderen die opgroeien in een loods van beton, zich verveelden, ruzie maakten en lawaai.
Ik zag kinderen die een knuffel kwamen geven, kwamen helpen en een tekening maakten voor ons.
Ik zag tieners die de grenzen opzochten, kattenkwaad uithaalden die heel vroeg al op de bus zaten omdat ze nog naar hun vorige school wouden blijven gaan, die ook heel laat thuis kwamen, maar elke dag naar school gingen.
Ik zag tieners die niet naar school gingen maar wel bustickets kwamen halen om naar school te gaan.
Ik zag bewoners roepen tegen elkaar, boos worden en vechten.
Ik zag bewoners die mekaar hielpen, plezier maakten met elkaar en leerden van elkaar.
Ik hoorde Arabische muziek, Hollandse rap en zag traditionele dans, klederdracht en hoofddeksels.
Ik kalmeerde omwonenden, hoorde rascistische uitspraken, had radeloze kleine zelfstandigen van het dorp aan de lijn en werkgevers die zich afvroegen waar hun werknemers zaten.
Ik zag bewoners een uur met de fiets rijden om tot aan hun werk te geraken en dan nog met een glimlach terug in het centrum aankomen. Ik zag er die werk zochten en niet vonden, ik zag er die elke dag op zoek gingen naar een woning en die niet vonden.
Ik zag een dierenarts, ingenieur, tandarts die in ons land niet mogen of kunnen werken omdat hun diploma hier niet geldig is.
Ik zag bewoners afval opruimen in het dorp, in het opvangcentrum en op de weg. Ik zag bewoners die hun afval gewoon in de gracht gooiden.
Ik zag bewoners vechten, stelen en profiteren.
Ik zag bewoners delen, helpen en geven.
Ik leefde mee met mensen die positief én negatief nieuws kregen en was blij met elke Nederlands woord dat ze bijleerden. Ik gaf complimenten en zag ze blinken van trots.
Ik heb ontelbare keren de vraag gekregen hoe het met me gaat en of ze iets moesten meebrengen vanuit de winkel voor mij.
Er zijn bewoners die met het vliegtuig naar hier kwamen , er zijn er die de levensgevaarlijke route via zee of via tientallen landen hebben genomen.
Er zijn ouders in het centrum die zich bezig houden met hun kinderen, er zijn er die er niet naar omkijken.
Er zijn nationaliteiten die je beter niet samen zet, er zijn er die verbinden of zelfs verliefd worden.
Kortom, ik zag een ‘mini maatschappij’. Een reflectie van hoe ook onze maatschappij in elkaar zit. Een plek waar mensen hun best doen om te leven, te overleven, samen te leven. Waar ze hun rugzak alleen of samen dragen. Hun emoties niet of verkeerd uiten, ze wegdrinken of hulp krijgen om ermee om te gaan. Waar iedereen zijn talenten heeft en zijn plek in de groep. Ik zag vluchtelingen die naar hier komen om gebruik te kunnen maken van onze gezondheidszorg en onderwijs. Ik zag er ook die het liefst terug zouden gaan, maar dat het niet mogelijk of onveilig is om dat te doen. Ik zag foto’s van hun kinderen, huizen en familie die ze moesten achterlaten.
Het is onze nieuwe realiteit, mensen van verschillende culturen, met andere gewoontes, andere taal. Je kan er wat van vinden, je kan je angstig of boos voelen. Dat heb je dan alvast gemeen met de vluchtelingen, want ook zij voelen zich boos en angstig. Misschien is het wel fijn om te ontdekken wat we nog meer gemeen hebben met elkaar, hoe we op een goede manier kunnen leren samenleven met elkaar. Want mijn ervaring leert dat als je je krachten bundelt dat je dan verder en sneller vooruit geraakt. Niet alles is positief aan de vluchtelingencrisis, integendeel. Maar niemand heeft voor deze situatie gekozen, ook de vluchtelingen niet. Wij hebben gewoon geluk dat we in een relatief veilig land geboren zijn. en dat is dan ook meteen het enige verschil tussen ons en de vluchtelingen in het opvangcentrum.
Beelden van het onthaal in het opvangcentrum van Berlaar.